De dichter had met verlangen ophoog gekeken naar de berg Hermon naar die waterstromen en terwijl hij dat deed was er een grote droogte in zijn ziel. Hij verlangde naar God, maar hij ervoer God niet in Zijn hart, totdat hij in zijn geheugen, teruggaat in het verleden en zichzelf vermaand met de woorden: Wat buig jij je neer mijn ziel, hoop op God.